Directory's maken in het bestandssysteem QNTC

Met de opdracht CRTDIR (Directory maken) of de API mkdir() API voegt u een serverdirectory toe aan de directory /QNTC.

Een QNTC-directory wordt automatisch gemaakt voor alle functionele servers in het IBM® i NetServer-domein en het lokale subnet. Servers buiten het lokale subnet of IBM i NetServer-domein moeten worden toegevoegd met de opdracht CRTDIR of de API mkdir(). Bijvoorbeeld:

CRTDIR '/QNTC/NTSRV1'

Hiermee voegt de NTSRV1-server toe in de directorystructuur van het QNTC-bestandssysteem om toegang tot bestanden en directory's op die server mogelijk te maken.

U kunt een nieuwe server ook toevoegen aan de directorystructuur met behulp van het TCP/IP-adres. De servernaam kan een IPv4-adres of een IPv6-adres zijn. Bijvoorbeeld:

CRTDIR '/QNTC/9.130.67.24'

of:

CRTDIR '/QNTC/2001:0db8:3c4d:0015:0000:0000:abcd:ef12'

Hiermee voegt u de server toe in de directorystructuur van het QNTC-bestandssysteem.

Notes:
  • Door IBM i NetServer te configureren voor WINS, is het mogelijk om automatisch directory's voor servers buiten het subnet te maken.
  • Als u de CL-opdracht CRTDIR of de API mkdir() gebruikt om directory's aan de directorystructuur toe te voegen, blijven deze niet zichtbaar na het opstarten van het systeem of het uitvoeren van de opdracht RCLSTG (Geheugenruimte beschikbaar maken). Na elke herstart of RCLSTG-opdracht die wordt uitgevoerd op de directory's moet de opdracht CRTDIR of de API mkdir() opnieuw worden uitgevoerd.

Als u liever directory's toevoegt met behulp van de API of CL-opdracht, kunt u de prestatie van deze opdrachten verbeteren door de omgevingsvariabele QIBM_ZLC_NO_BROWSE toe te voegen, zoals in het volgende voorbeeld:

ADDENVVAR ENVVAR(QIBM_ZLC_NO_BROWSE) VALUE(1) LEVEL(*SYS)

Deze omgevingsvariabele zorgt ervoor dat bestandssysteem niet zal bladeren door het netwerk wanneer het bestandsbewerkingen uitvoert.